Wanneer jouw kind ondersteuning kan gebruiken bij het leren (uit)spreken. Herken je mogelijk één of meerdere van onderstaande hulpvragen:

  • Het spreken komt bij jouw kind niet of nauwelijks op gang.
  • Jouw kind begrijpt je vaak niet.
  • Jouw kind kent niet genoeg woorden om jou iets duidelijk te maken, zoekt regelmatig naar woorden.
  • Jouw kind kan niet goed een verhaal vertellen of opschrijven.
  • Jouw kind vindt het erg spannend om te spreken of voelt zich niet vrij om te spreken.
  • Jouw kind maakt hele korte zinnen.
  • Jouw kind is niet goed te verstaan.
  • Jouw kind spreekt anders dan anderen.
  • Jouw kind mompelt of praat zo snel of juist langzaam.
  • Jouw kind hapert of stottert.
  • Jouw kind spreekt erg door de neus of klinkt bijna altijd verkouden.
  • Jouw kind heeft last van zijn/haar stem (heeft bijvoorbeeld pijn of klinkt hees/schor).